Waan jezelf in een zwembad, zo’n plaatselijk bad waar je
omgeven wordt door oudjes. Dat is wat ik tegenwoordig wekelijks doe, 34
baantjes zwemmen en mezelf heel erg jong voelen. Samen met een vriendin blijf
ik op die manier fit. Een kilometer zwemmen, dat móét wel goed voor je zijn.
Met in mijn hoofd: over 50 minuten mag ik weer naar huis en voel ik me goed en
voldaan.
Zo is het leven ook, we hebben grote doelen: een diploma
halen, een baan vinden, gelukkig worden. Dat doel hang ik naast het reclamebord
in het zwembad. Hoog en altijd in het zicht. Maar zo’n groot succes haal je
niet in één keer. Een baantje is slechts 30 meter en niet de kilometer die ik
voor ogen heb. Dus stel ik tussendoor kleinere doelen. Mijn scriptie op tijd
afhebben: één baantje. Of kleiner nog,
een voldoende op het volgende tentamen: een half baantje. Deze kleinere doelen
brengen je altijd naar het grote doel.
Soms krijg ik water in mijn neus of ga ik even kopje
onder. Dat is niet de bedoeling, maar gebeurt. Alleen als ik niet naar boven
kijk, maar naar beneden. Niet naar het doel, maar aan een falen. Aan het
‘het-is-zo-zwaar-zullen-we-stoppen’? Eenmaal boven water kijk ik omhoog dan zie
het doel in grote letters op dat bord staan. En weet je wat? Ik doe het niet
alleen, er zwemt altijd iemand naast me.
Wat heb je dit mooi geschreven, succes met je doelen, en elke stap is er 1 dichterbij
BeantwoordenVerwijderen